dinsdag 24 april 2018

De Regentijd Judicus Verstegen & de Opstand van de Georgiërs


Judicus Verstegen is geboren in 1933 te Den Helder. Zijn literaire werk heeft hij naast zijn werkzaamheden als chemicus verricht. Na zijn studie scheikunde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, promoveert hij in 1960 tot doctor in de wis- en natuurkunde op een onderzoek aan het Reactor Centrum Nederland in Den Haag. Nadien verricht hij achtereenvolgens onderzoek aan het Noorse Kjeller Institutt for Atomenergie en het Chaim Weizmann Institute of Science in Israël.
In 1965 treedt hij als fysisch chemicus in dienst bij de NV Gloeilampenfabrieken Philips. Gedurende zijn studietijd treedt Verstegen op met zelfgeschreven cabaretnummers en werkt hij mee aan het studentenblad Propria Cures. In 1967 verschijnt voor het eerst verhalend proza van zijn hand in het tijdschrift Maatstaf. Daarna levert hij ook creatieve bijdragen aan andere literaire bladen. Be- gin jaren zeventig publiceert hij regelmatig verhalend proza in Tirade en, incidenteel, in enkele andere bladen. Na 1972 verschijnt geruime tijd geen werk van hem in literaire tijdschriften.
Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig brengt hij nog een aantal tijdschriftpublikaties op zijn naam met bijdragen aan Tirade en De Tweede Ronde. Zijn boekdebuut maakt Verstegen in 1967 bij uitgeverij Querido met de ro- man Legt uw hart daarop. Bij diezelfde uitgeverij publiceert hij vervolgens in hoog tempo een vijftal prozawerken: Een zon bij nacht (1968), De koekoek in de klok (1969), De vloek van het schema (1970), De koning van het puin (1970) en De revoluties (1971). Met laatstgenoemde roman komt een eind aan Verstegens verbintenis met Querido en is het De Bezige Bij die in het vervolg de uitgave van zijn werk voor zijn rekening neemt. De betrekkingen met uitgeverij Bruna, die in 1974 de verhalenbundel De nieuwe vrijheid uitbrengt, leiden niet tot verdere publikaties. Bij De Bezige Bij verschijnen achtereenvolgens: De Regentijd (1973), Een bruine ring om de ziel (1974), De noordelijke samenzwering (1975), De tocht over Bessegen (1978), De terugkeer van Ralf Pedersen (1980) en Een kurk in de rit (1982).
Sindsdien is van Verstegen geen nieuw werk meer verschenen.

Texel vormde een belangrijk onderdeel van de Atlantikwall. Met ruim 500 bouwwerken, waaronder drie kustbatterijen en twee luchtafweerbatterijen, hadden de Duitsers van Texel een sterk steunpunt gemaakt. Toch waren de leefomstandigheden op Texel niet zo slecht als in de meeste andere delen van Nederland. Het eiland leverde voldoende voedsel op en de Texelaars hadden niet veel last van de Duitsers. De oorlog leek aan Texel voorbij te gaan, totdat de Georgische opstand uitbrak.
Het 822e Georgische Infanteriebataljon arriveerde in januari 1945, na een lange omweg - via onder andere Zandvoort - gemaakt te hebben, op Texel en bestond uit plusminus 800 Georgiërs en ongeveer 400 Duitsers. De Georgiërs waren oorspronkelijk soldaten van het Rode Leger, die door de Duitsers gevangen waren genomen en in kampen ondergebracht. De omstandigheden in de kampen waren verschrikkelijk. De Einsatzgruppen die ook de Joden vervolgden, voerden in de kampen massale executies uit en daarnaast maakten ondervoeding, ziekte en extreme kou tot 40 graden onder nul een hoop slachtoffers. Van de 5,5 miljoen gevangen heeft ruim de helft de kampen niet overleefd. Na verloop van tijd begonnen de Duitsers in de kampen hulptroepen te rekruteren, de zogenaamde Ostlegionen, die de naam van hun eigen land mochten voeren. De Duitsers speelden in op de nationalistische gevoelens van de verschillende Sovjetvolken die in de kampen waren vertegenwoordigd. De extreme situatie in de kampen deed de rest: toetreden tot een Duitse hulptroep betekende voeding en een kans op overleven.
Toen het Georgische bataljon onder leiding van de Duitse majoor Breitner op Texel arriveerde, legden de Georgische leiders contact met de ondergrondse. Tijdens  geheime vergaderingen maakten zij hun plan voor een opstand bekend, die de codenaam “Djenj rozjdjenji” (verjaardag) kreeg, wat op Texel vertaald werd met “Dag der Geboorte”. Toen majoor Breitner op 5 april plotseling opdracht kreeg met 500 van de 800 Georgiërs naar het front te trekken, werd de operatie “Dag der geboorte” halsoverkop in gang gezet. In de nacht van 5 op 6 april om één uur ´s nachts kwamen de Georgiërs in actie. Met messen en bajonetten werden vrijwel alle Duitsers binnen het bataljon gedood. Sommige Duitsers konden op tijd hun wapens pakken en sloegen alarm.
Het tegenoffensief van de overrompelde Duitsers kwam overdag snel op gang. Vanuit Den Helder kwam Duitse troepenversterking, en door een bombardement op Den Burg  braken overal branden uit en veranderden straten in puin. Na die eerste bloedige dag waren Den Burg en Oudeschild weer in Duitse handen. De Georgiërs hielden wel stand in De Koog, bij het vliegveld Texel en rond de vuurtoren in het noorden. Het dorp De Waal werd op de Duitsers heroverd. De batterijen aan de kust waren niet in handen van de Georgiërs gevallen. Vooral het vliegveld werd zwaar verdedigd, want hier hoopte men nog steeds de geallieerde versterkingen te begroeten. Maar de Duitse overmacht groeide snel, zeker toen zwaarder materieel werd aangevoerd. In feite stonden de Georgiërs na de succesvolle overrompeling al binnen een dag met hun rug tegen de muur.
De strijdende partijen deden in wreedheid niet voor elkaar onder: het was leven of dood. Omdat het Duitse leger zich herstelde gingen de Georgiërs over op de guerrillatactiek van de Partizanen. De bevolking hielp de Georgiërs met voedsel en door het verbergen en verzorgen van de gewonden, hoewel daar de doodstraf op stond. De ondergrondse kon de opstandelingen soms nuttige informatie geven over de Duitse troepenbewegingen. Na verschillende bombardementen waren veel bewoners uit de dorpen gevlucht. Ook ten aanzien van de burgerij kenden de Duitsers geen pardon. Wie zich in hun ogen verdacht gedroeg, werd ter plekke gedood.
Toen bleek dat de geallieerden niet op de hoogte waren van de Texelse opstand, werd in de nacht van zondag 8 april een reddingsboot naar Engeland gestuurd. Tien Texelaars en vier gewapende Georgiërs maakten de overtocht naar Engeland en bereikten na 24 uur de Engelse kust. De Texelaars hadden een schriftelijk verzoek om militaire hulp bij zich. Het paste echter niet in de geallieerde plannen om de Georgiërs te hulp te komen. Wel stuurden de Engelsen een verkenningsvliegtuig naar Texel om poolshoogte te nemen. Volgens de Duitse commandant Breitner hebben de Duitsers opzettelijk niet geschoten op dit toestel, om de geallieerden niet te provoceren.
De strijd op het eiland ging ondertussen onverminderd door. De Georgiërs moesten zich steeds verder terugtrekken, totdat ze alleen nog de vuurtoren bezet konden houden. De noordbatterij had de toren al beschoten, maar de Georgiërs hielden dit strategische bolwerk bezet. Uiteindelijk viel ook de vuurtoeren in Duitse handen. Een vijftigtal Georgiërs, de meesten gewond, werden door de Duitsers buiten De Cocksdorp verzameld. Nadat ze zelf een massagraf hadden moeten delven, werden ze gefusilleerd. Leden van de ondergrondse en overlevende Georgiërs moesten vanaf dat moment onderduiken. 
De capitulatie van het Duitse rijk op 5 mei 1945 bracht geen enkele wijziging in de Texelse situatie. De Duitsers weigerden hun wapens af te geven omdat ze zich niet veilig achtten voor de Georgiërs. Bovendien waren ze nog steeds uit op wraak. De Georgiërs beschouwden zich als de geallieerde overwinnaars, die zich niet langer schuil hoefden te houden. Talrijke schietpartijen waren het gevolg waarbij aan beide zijden nog tientallen doden vielen. Op 20 mei 1945 kwamen eindelijk de Canadezen van het eerste Legercorps naar Texel om de overgave van de Duitsers te regelen. Van de 800 Georgiërs bleken nog ongeveer 228 in leven, van wie velen gewond. De Duitse verliezen konden niet meer nauwkeurig worden berekend door de chaotische situatie bij het ineenstorten van het Duitse leger. De Canadezen berekenden de Duitse verliezen op 2347 man. Waarschijnlijk is met verliezen het totaal aantal aan doden en gewonden bedoeld. Zeker is dat minstens 420 Duitsers in april en mei op Texel de dood vonden. In totaal hebben de Duitsers minstens 4000 kan moeten inzetten om de Georgiërs te kunnen verslaan.
Na de oorlog werd speciaal voor de Georgiërs op de Hoge Berg een begraafplaats ingericht. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten